Hoofdstuk 2: Een nieuwe dag

Ik schrik! Wat is dat!?
Ik hou me muisstil. Ik tuur door de duisternis en luister tegelijk gespannen, beweegloos. Mijn ogen draaien alle kanten op maar niets. Niets. Niemand. En toch is de krakende tak duidelijk vlakbij.
Wat moet ik nu doen? Niemand weet van mijn plekje.
Ik blijf turen, nog steeds niets. Enkel de nacht, enkel het geluid van de nacht. Ik probeer rustig te worden, een paar diepe ademhalingen. Traag en stil beweeg ik mijn rechterarm, ik leg mijn rechterhand op mijn borstkas en voel mijn hartslag.
De aanraking van mijn bloot bovenlijf maakt me weer rustiger. Mijn linkerhand voelt nog steeds aan mijn paal. Spannend. Vertrouwd.
Ik sluit weer mijn ogen. Ik vergeet de tak. Met mijn rechterhand duw ik de bovenrand van mijn training naar beneden. Heel even hou ik mijn paal nog tegen, maar waarom… Ik ben hier alleen, niemand ziet of hoort me. Ik duw mijn training onder mijn ballen. Ik kijk naar mijn recht vooruitwijzende paal. Hard. Dirigent van mijn hartslag. Ik neem hem vast. Ik speel met het heen en weer schuiven van mijn huid. Ik wrijf 2 druppels speeksel open. Ik leg m’n hoofd achterover tegen het tuinhuis, ik sluit mijn ogen. Eén hand houdt mijn ballen vast, mijn linkerhand rukt traag aan mijn paal. Het is een fijn gevoel. Ik ga wat harder en sneller, mijn paal is keihard, ik wil het witte goedje voelen, de ontlading van energie!
Niet veel later komt het… Een snelle harde krachtige korte straal. Nog één, en nog één… Mijn andere hand hou ik onder mijn eikel. Ik wil niet op mijn training morsen. Ik kreun gesmoord, een laatste paar rukjes, de laatste druppels.
Ik blijf nog even staan, de warmte is er nog, maar het voelt toch ineens wat frisser. Ik zucht, ik heb geen handdoek meegenomen. Fuck.
Ik ontspan, ik zet een stap vooruit en met één duim trek ik mijn training terug op z’n plek. Wat onhandig, maar ik wil geen vlekken maken. Ik grijp m’n shirt en veeg m’n handen aan m’n shirt af. Die spoel ik morgenochtend even voordat die in de wasmand gaat, denk ik.
Ik kijk nog even rond, waar heb ik mijn sleutels gelaten? Ha daar, ze zijn blijkbaar gevallen bij het oprapen van mijn shirt. Ik buk voorover en grijp ze. Ik schrik even, ik zie Garfje zitten. Ik lach fluisterend “hee deugniet, wat zit jij daar te doen, heb jij zitten kijken?” Garfje kruipt recht en komt zijn vacht langs mijn been wrijven. Gekke kat…
Ik neem hem in mijn armen, hij heeft dat graag. Hij gaat vanzelf in één arm tegen mijn borst liggen, hij draait zich op zijn rug en gaat vrijwel meteen ronken. Haha, lieve kater. Je deed me daarnet wel even schrikken, fluister ik. Het motortje gaat een versnelling harder.

Met één hand forceer ik mijn sleutel in het slot van de voordeur. Ik gluur door een kier in de woonkamer.
Ma ligt in de zetel. Duidelijk voortijdig of ongecontroleerd in slaap gevallen. De TV speelt nog. Twee kleine bruine flesjes staan op de salontafel. De kroonkurken ontbreken.
Ik duw de deur stilletjes open, ik neem de afstandsbediening van de TV en druk op de power-knop. Het licht draai ik zachter. Niet zo lang geleden heb ik de schakelaar door een dimmer vervangen. Ma was daar blij om. Eén van de weinige blije momenten.
In de keuken zie ik nog zo’n bruin flesje staan. Ook zonder kroonkurk. Ik ben moe. Ik stel geen vragen. Dat hoort niet.

Ik sluit stil de deur en ga naar mijn kamer. Ik leg Garfje op zijn deken. Een kattebak of kussen of “krab-toren” interesseren hem niet. Hij keert altijd terug naar het deken waarop hij zijn eerste nacht bij me was. Na 2 jaar nog steeds hetzelfde deken. Ik kijk hem aan. Hij reageert niet wanneer ik hem neerleg, zijn motortje blijft ronken. Wat een leven, bedenk ik me. Ik streel z’n rug en even kort over de bovenkant van zijn linkervoorpoot. Welterusten mannetje van me.
Ik mik mijn shirt achter mijn bed, klusje voor morgen. Ik start nog even mijn PC op. Een oude 386. 4MB geheugen. Windows 3.1. Traag, maar het werkt wel. Ik heb me voorgenomen om van het geld van mijn vakantiewerk een paar dingen te upgraden. Nieuw moederbord, andere processor, extra geheugen. Misschien heeft de verkoper tegenover de school wel een interessante tweedehands-set. Misschien kan dat wel met een deel van het vakantiewerkgeld, dan hoef ik mijn eigen stiekeme spaarpotje niet aan te spreken.
Dan kan er vast ook wel wat meer geheugen in. Ik zie in gedachten al Windows 98 op mijn scherm. Het lijkt een goed plan. Even onthouden.

Glimlachend haal ik het mapje van Rita uit mijn broekzak.
Ik scheur het mapje open. Drie diskettes. Wit. Met alcoholstift in grote cijfers genummerd van 1 tot 3. Verder niets van etiketten of opschrift.
Ik bekijk de diskettes van voor en naar achter, nee, niets. Gek.
Onder de derde diskette zat een briefje van 500 frank 4-dubbel geplooid. Ik zie het pas wanneer ik de diskettes opzij leg. Ik zal die schijfjes morgen wel bekijken.
Het briefje is vreemd geplooid, het lijkt te dik.
Ik plooi het open. Er zitten nog eens 3 briefjes binnenin geplooid. Achthonderd frank. Gul. Waauw.
Maar waarom zo geheimzinnig? Haar man mag dat zeker niet weten? Vreemd.

Ik doe de briefjes bij de 2 briefjes van Bas. Mijn blik blijft even bij de briefjes rusten. Ik blijf staren. Met één hand wrijf ik langs m’n training. Mijn paal reageert onmiddellijk. Mmm.
Het geratel van de harde schijf brengt me terug. De PC is opgestart. Maar die diskettes kunnen wachten tot morgen. Ik sluit de PC meteen weer af. Ik schik de twee notitieblokjes op hun plek, zodat ze het geld goed verborgen houden.
Ik sta recht en blijf met mijn 2 duimen met de rand van mijn trainingsbroek spelenderwijs twijfelen. Zou ik hem aanhouden om te slapen of toch maar mijn short?
Het is wel een mooi beeld bedenk ik me zo… bloot bovenlijf, mijn harde paal die los in mijn trainingsbroek zit en mijn training doet golven. Mijn harde paal blijft hard. Lekker.
Ik neem mijn paal vast doorheen mijn training. Mmm. Ik sluit vanzelf mijn ogen en blijf even staan. Heerlijk.
Ik schrik dat ik zo sta. Ik doe snel mijn trainingsbroek uit en zoek mijn slaap-short. Een oud voetbalshortje. Gekregen van Mathieu, mijn zwemmaatje. Het is m’n favoriete short.

Ik trek snel de short aan, doe het licht uit en en ga liggen. Ik ben moe. Ik lig op mijn zij. Ik wil in gedachten de dag overlopen. Het gaat niet, ik zak weg. Ik sluit mijn ogen. Ik zie Bas wuiven, lachen, zijn ogen glinsteren.
Ik denk niet meer aan het geld.
Ik hoor ma niet meer naar boven komen.

De volgende ochtend ben ik vroeg wakker. Ik zet de wekker uit, het ding is niet afgelopen. Waarom heb ik dat ding eigenlijk nog? Ik word telkens wakker vóór dat ding afloopt. Ik glimlach. Toch houden. Straks ga ik met de trein naar de hogeschool, dan moet ik vroeg opstaan. De wekker blijft toch nog even. Voor de zekerheid.
De warmte gisteravond had het goed: Het is heldere hemel, in het oosten kondigt de zon zichzelf aan. Zou het dan toch nog even zomeren? Het stemt me in elk geval erg vrolijk!
Ik spring in één keer uit bed, in de badkamer mik ik het shirt van vannacht in de wasmand. Zonder nadenken grijp ik een kleine handdoek. Die zou ik op de één of andere manier wel naar buiten smokkelen.
Ik verfris me wat. Uitgebreid douchen hoeft niet, ik zit straks toch weer te wroeten en te zweten in die serres. Maar ik wil wel met een frisse kop en fris ochtendgeurtje vertrekken.
Ik trek een vers t-shirt aan, ik zoek een leuke slip uit, die met de zijkantjes uitgesneden tot aan de boven-elastiek vind ik de lekkerste. Ze verbergen het hoogstnoodzakelijke, en laten de leuke aai-plekjes vrij. Niet dat ik mezelf stiekem aai, nee, dat is raar. Maar ik draag ze graag. Erg graag.
Ik vind er snel één en trek hem aan. De trainingsbroek van gisteren hangt over mijn bureaustoel. Een vlugge blik: geen vlekken of achtergebleven druppels. Goedgekeurd voor vandaag.

In de keuken begin ik met het vullen van het waterreservoir van het koffie-apparaat. Een halve liter water, hoekjes van de filter omplooien en drie afgestreken schepjes koffie. Ik druk op de aan-knop. Zo, heeft ma straks verse koffie.
Ik controleer mijn rugzak. Werk-t-shirt en werk-short zitten er in. Fles water bijvullen.
Het koffie-apparaat kucht en puft en pruttelt. Vreemd dat mensen dat goedje binnen krijgen. Bweuk.
Mijn ontbijt bestaat uit één boterham en een yoghurt. Ik werk ze snel naar binnen. Het glas fruitsap smaakt, ik neem een tweede, en ruim daarna mijn deel af.
De rest van de tafel ruim ik niet af, ma smeert wat boterhammen en ontbijt pas rond 10 uur op haar werk. Vreemde gewoonte.
Mijn broer slentert voorbij, duidelijk nog slapend. Hij verdwijnt zwijgend door de garagedeur.
Hij moet verder fietsen dan ik, en moet ook eerder beginnen. Als jongste moet hij plantentray’s vullen en al enkele klaarhebben wanneer de anderen beginnen. Ik herinner me het nog van vroeger, ik ben met hetzelfde werk begonnen.
Ik heb nog een half uur. Wat doe je in een half uur… Ik besluit maar te gaan fietsen. Kan ik naast de serre bij Bas en Gerda nog wat in het gras liggen.

De zomers aanvoelende ochtend doet goed. Niet warm, een zachte bries die je doet verlangen naar het strand en niets doen… Het wordt een mooie dag. Ik heb er zin in!
Ik ben snel bij Bas en Gerda. Ik hoor via de openstaande achterdeur allerlei geluiden, maar blijf netjes buiten. De afspraak.
Ik zet mijn fiets tegen de zijgevel van de loods, ik wuif even aan het grote keukenraam. Gerda staat aan het aanrecht en doet aan multitasking: Een fles water vullen, schreeuwen op Kenny, al was het deze keer minder hevig maar toch schreeuwen, en wuift snel even naar mij. Lisa is haar lange haar in een dot aan het binden. Of knopen. Of hoe je dat ook noemt. Ze doet dat elke ochtend, omdat er anders te veel vuil en aarde in haar haar kruipt tijdens het werk, heeft ze me al eens gezegd.
Klinkt logisch, nooit bij stilgestaan. En dan nog, wat maakt mij dat uit. Haar probleem. Haar haar-probleem. Ik glimlach om de woordspeling.
Ik zie Kenny nog iets gooien, het lijkt op iets dat misschien wel eens een boterham kan geweest zijn. Pfff. Dat belooft.

Ik ga de loods naast de serre binnen. Ik ben een half uur te vroeg, dat gebeurt wel meer. Ik kleed me om in de loods. Ik wil niet dat mijn training vuil wordt van het werk in de serres. Het is er ook te warm om met training te werken, zelfs op regenachtige dagen. Vandaag ziet er goed uit, Kenny zal wel de warmte ontvluchten. We vinden dat niet erg, zelfs Gerda lijkt even meer te ontspannen als Kenny niet in de buurt is. Lisa zal met een jongensachtige short en een te strakke zwemset-bh rondhuppelen. Ik heb maar één keer staan kijken. Ik begrijp het niet. Slanke meid, lang zwart haar, volle borsten voor een meid van net-17, en toch zo een bijna-te-klein-bovenstukje van een zwemset, of bikini, of wat het ook is. Ach. Ze doet maar.
Gerda zal staan puffen en zweten, maar het lijkt haar niets te doen. Ze blijft altijd doorwerken, warm of niet.
De eerste warme dag had ik mijn shirt aangehouden. Ik kon het ‘s avonds uitwringen als een veel te natte dweil. Ik besloot toen om singlets te dragen. Na de 2e dag liet ik ook die weg. Enkel short. Een wijde losse short van het soort die mijn klasgenoten wel eens onder hun uniform aan hebben. Ik hou niet van die veel te wijde katoenen shorts, en degradeerde ze tot werkshorts.

In de loods blijf ik achter de oude Mercedes staan. Ik luister gespannen. Niemand. Ik haal ik mijn werk-t-shirt en werk-short uit mijn rugzak. Het shirt zou wel snel uit gaan, maar toch starten mét. Ik zet mijn rugzak op de grond. Ik trek mijn shirt uit.
Ik blijf even staan. Ik kijk rond. Het voelt leuk, de ochtend-koelte in de loods, niemand hoort of ziet me, hier sta ik, met enkel m’n sneakers, m’n trainingsbroek en m’n favoriete slip.
Ik sluit mijn ogen, ik ruik de geur van de versgeplukte tomaten. Vorige week hadden we de laatste tomaten geplukt en gesorteerd, nu was de loods de verzamelplaats voor de tomaatplanten. Ze ruiken nog vers.
Ik hou mijn handen in mijn zij, klaar om mijn trainingsbroek naar beneden te doen. Met mijn twee duimen voel ik onder mijn training. Het bandje van mijn slip trek ik wat omhoog. Mmmmm. Mijn paal reageert onmiddellijk. Ik voelde hem groeien. De slip zit strak rond mijn paal. Ik schuif mijn training naar beneden, tot onder mijn kruis. Mijn hard wordende paal doet de slip nog strakker zitten. Met gesloten ogen blijf ik even genieten.
Lekker. En toch ben je pas voor vanavond…
Ik blijf nog even staan. Zometeen toch m’n short aantrekken.

“Hé Dennis!”. Naast me staat Bas.

 
 
(c) Krabbat

Terug naar index | Terug naar hoofdstuk 1: De serre | Verder naar hoofdstuk 3: Vrij