We zuchten. Ik sta in de serre, Bas naast me. We leunen met gekruiste armen op het onderste deel van de serrepoort. Het bovenste deel hebben we weggeklapt. We staan droog, met zicht op buiten.
We wachten tot het ophoudt met regenen. De dagtaak zit er op.
Ik ben in gedachten verzonken.
In mei ben ik 18 geworden. Dat was niet meteen een speciaal moment. Ik verlangde naar de zomervakantie, het einde van het schooljaar. Weg van school. Die laatste anderhalve maand kon maar niet snel genoeg gaan.
Ik was zenuwachtig tijdens de laatste examens. Onzeker over de resultaten. Ik studeerde ‘s middags op school. We konden tijdens de examenperiode ‘s middags op school studeren. In stilte. De laatstejaars hadden het privilege dat ze niet gezamelijk met alle andere leerlingen in de grote studiezaal moesten. We mochten individueel een klaslokaal kiezen en elk in een eigen klas studeren.
Dat kon, omdat er maar een handjevol laatstejaars-leerlingen van de studiemogelijkheid gebruik maakte.
Ik was vaak in gedachten verzonken, snel afgeleid. Ik had geen vat op de leerstof, ik voelde niet aan of ik vragen goed beantwoord had of hoe het zou uitdraaien.
Onterecht, zo bleek.
Geslaagd in het laatste jaar van het middelbaar. Geslaagd met glans: Ik was de eerste. De eerste keer dat ik de eerste van de klas was. Een verrassing voor iedereen. Ook voor mezelf.
En klaar voor de hogeschool. Yes!
Maar vandaag toch geen uitbundig gevoel.
We zijn maandag. 17 augustus. Net de feestdag van Maria voorbij. Dat katholiek gedoe interesseert me niet. Het is gewoon een dagje niksen. Broer ontwijken, dagje computeren. Een weekend of vrije dag zoals alle andere weekends en vrije dagen.
Ik heb die PC-bak nu drie jaar. De oude PC van een verre neef die bij het verschijnen van Windows ’95 een nieuwe had gekocht. Die kostte meer dan 100.000 frank. Ik kan me dat niet voorstellen, zoveel geld, voor zo’n kastje…
Mijn kleinere broer heeft geen interesse in de computer. Ik heb de computer op mijn kamer, kan ik ongestoord de dactylo-oefeningen maken, maakte ik ma wijs. Het argument dat de PC in de weg zou staan in de woonkamer om feestjes te organiseren, gaf de doorslag.
Niet dat er feestjes waren. Maar de PC kwam op mijn kamer terecht. Iedereen tevreden.
Eigenlijk wil ik niet dat mijn ma mijn gedichten zou lezen. Sindskort typ ik die op de computer in plaats van schrijven met pen en papier. Zo zitten de teksten in dat kastje, en kan ik ze geheim houden.
Als ik niet iets nieuws schrijf, ben ik de oude met de hand geschreven teksten aan het intikken.
Mijn gedichten. Mijn geheim.
Dactylo. Niets beter om het typen te oefenen dan echte teksten intypen. Ma moest eens weten…
Bas en ik praten zacht. We hebben het over het regenweer. Juli was goed: Flink veel warmte, zonnig, echt zomer. Augustus is half voorbij en het lijkt wel of we in die twee weken de hoeveelheid regen van een heel jaar over ons hebben gekregen.
Het stemt ons somber.
Bas z’n vrouw, Gerda, was kort na de middag in een hevige scheldbui uitgebarsten. Haar zoon Kenny had een ruit van één van de serres ingegooid. Met een kasseisteen. Dertien jaar. De Onhandelbare Etterbak Eerste Klas.
Ik had Bas zien wegglippen, ik wist dat hij pas tegen de avond zou terugkomen.
Het gebeurt wel meer, als Gerda op Kenny schreeuwt, verdwijnt Bas telkens. Het viel me pas na een tijdje op. Ik vind het vreemd, maar tegelijk begrijp ik het wel. Wie verdraagt zo’n geschreeuw, getier, geroep… Dat hou je niet vol. Zelfs niet als het niet tegen jou is.
Lisa, de dochter, net 17, is het wel allemaal gewoon maar deze keer toch duidelijk geschrokken. De rest van de middag bleef ze in mijn buurt werken. Lisa draait wel meer rond me. Ik vind het vervelend, al die aandacht van haar. Het interesseert me niet.
Kenny. Hij doet als een klein mannetje dat weet hoe een gangster van 40 zich moet gedragen, en hij gedraagt zich naar dat idee. Hij trekt zich niets aan van het geschreeuw.
Hij had een ruit uitgegooid. De kasseisteen had hij de dag ervoor uit de oprit uitgegraven.
Dat gat staat nu vol water. Het regent nog steeds.
Even stilte. Tijd maakt niet uit, het ziet er naar uit dat de regen nog niet meteen ophoudt.
Bas staart voor zich uit. Hij staart vaak. Hij lijkt afwezig, alsof hij 24 uur in gedachten verzonken is. Nooit een lach. Een stille kerel.
“Voor ik hier kwam wonen, had Gerda een affaire. Ze wou een punt achter de affaire zetten. Haar man kwam er op uit en vertrok.”
Ik weet niet of Bas met de affaire te maken heeft. Ik denk van niet. Die twee passen toch niet? Hij is jonger. Niet veel, maar wel duidelijk jonger. Zij breed gebouwd, rasechte West-Vlaamse boerin, regeert met streng beleid. Hij een lange smalle kerel, blauwe ogen, met een doffe blik. Stil als Gerda in de buurt is. Alsof Gerda de Grote Baas is. Maar Bas betaalt wel mijn loon.
Er klopt één en ander niet. Maar het hoort niet dat een buitenstaander daar wat over vraagt. Oew. De wereld zou te klein zijn.
Onbewust kijk ik naar Bas. Ik weet niet hoe lang ik zo sta te kijken. Ik ben in gedachten verzonken.
Hij moet het gevoeld hebben. Hij draait plots zijn hoofd. Ik glimlach. Hij blijft kijken. Een fractie van een seconde. Het lijkt veel langer te duren.
Ik kijk weg. Hebben we nu in elkaars ogen gekeken?
Ik weet niet goed wat zeggen.
Het blijft maar regenen.
“Ging het verder wel deze middag?” vroeg hij.
“Ja hoor, Lisa bleef wel opvallend in mijn buurt hangen. En Kenny heeft nog de kasseissteen uit de beek naast de serre willen vissen, maar hij verdween. Ik geloof niet dat hij de steen gevonden heeft.”.
Weer stilte.
“Ik…”
Ik vraag me af waar Bas was geweest. Kan ik dat wel vragen? Tenslotte is hij mijn baas. Je vraagt je baas toch niet waar hij was…
Bas kijkt me weer aan. Hij komt tegen me staan en legt zijn arm om me heen. Hij trekt me tegen zich aan.
“Ik heb het erg moeilijk met de schreeuw-momenten van Gerda. Het begon toen ze door haar man betrapt werd.”
Hij knijpt licht in mijn schouder.
“Haar man is vertrokken, hij kon het niet meer aan. Ik ben een neef van Gerda, ik ben hier als werkkracht, om het werk van haar man over te nemen. Het was tijdelijk, een paar jaar geleden. Maar zoals je ziet, inussen ben ik hier nog. Het is geen slechte vrouw. Maar ze heeft haar momenten.”
Hij slikt even.
“Ik ben niet gekomen als nieuwe vader of vervang-vader of hoe je het ook noemen wil. Dat weet Kenny. Hij neemt het zijn moeder erg kwalijk wat er is gebeurd. Zijn koppigheid en karakter was al niet het meest vriendelijke, en hij weet dat Gerda hem niet meester kan. Hij is woedend. Hij blijft woedend.”
Weet ik ineens waarom hij zich niet in het geschreeuw mengt, en Kenny niet aanpakt.
Weet ik ineens ook het leeftijdsverschil. En waarom die 2 niet bij elkaar passen. Mijn gevoel was juist. Ik glimlach even, met één mondhoek.
Bas laat los, hij kijkt vragend. Ik kijk in z’n ogen. Weer die ogen. Blauwe ogen. Een vreemde rilling loopt over me.
Grrrr. Heeft hij de kleine lach gezien? Hoe kan hij weten wat ik denk?
Hij geeft een klop op mijn schouder.
“Kom op man, het stopt met regenen. Afrekenen en naar huis jij”.
Ik stop mijn fles water in mijn rugzak. Ik wacht even tot Bas terug buitenkomt. Dat is de regel: Buiten wachten, binnen heb ik niets te zoeken. Ik snapt dat nu wel wat beter.
Bas rekent mijn werkdag af. Ik had al uitgerekend: 8 uur aan 240 frank. Dat was 1920 frank. Hij geeft me 2 briefjes van 1000. Ik kijk hem glimlachend en tegelijk vragend aan, maar hij houdt zijn wijsvinger op zijn lippen.
Ik blijf even twijfelend staan, haast verlegen. Ik kijk in zijn ogen. Er is wat met die ogen. Ik weet niet wat.
Hij wijst naar mijn fiets. Ik stop het geld in mijn zak.
Uitgelaten spring ik op mijn fiets, zwaaiend rij ik het pad af. Bas zwaait terug. Hij lacht breed. Voor het eerst zag ik hem spontaan lachen. Vreemd. Verrassend. Apart. Maar wel mooi.
Ma zou nog niet thuis zijn. Druk met werk, het kon na 7 uur worden.
Ik trek de garagepoort open. M’n jongere broer komt ook aangereden. Hij gooit z’n fiets in de garage en spurt naar z’n speelhok vanachter. Die blijft daar nog een tijdje bezig. In de zandbak figuurtjes maken.
Hij is 4 jaar jonger. Houdt zich vaak wat afzijdig. Hij doet zijn tweede jaar vakantiewerk in de planten- en boomkwekerij waar ik de afgelopen vakanties werkte. Onder druk van ma had ik hem daar geïntroduceerd. De voorbije vakantie werkten we er samen.
Deze zomer is mijn eerste zomer dat ik in serres werk. Ik wou wat anders. Zelf gezocht en gevonden. Ik ben tevreden voor mezelf.
M’n kleine broer vindt het ook prima. Geen grote broer meer rond zijn oren. Ik vind het ook prima, zo hoef ik niet meer op kleine broer te passen.
We zijn niet de beste maatjes, van tijd tot tijd hevige ruzie, maar verder laten we mekaar met rust.
Ik neem vlug een douche. Ik heb een trainingsbroek uitgezocht, een losse. En een t-shirt. Maar geen ondergoed, op mijn kamer draag ik geen ondergoed meer. Stiekem. Ik vind het leuk voelen.
Ik denk na. Broer buiten en ma nog niet thuis. Ja, ik kan nu al ongestoord zó in mijn trainingsbroek.
In de keuken smeer ik twee boterhammen en neem ze mee naar mijn kamer.
Ik moet nog de PC van Rita, de overbuurvrouw, nakijken. Ze heeft in de computerwinkel in de rand van de stad een geheugen-upgrade laten installeren. Van 8MB naar 32MB. Om klaar te zijn voor Windows ’98. Kostte ongetwijfeld een fortuin.
Maar Rita heeft het goed: Programmeur bij het leger. Dat zie ik ook wel aan haar programma’s op de PC. Blijkbaar werkt ze soms thuis. Ik laat de bestanden en programmacode-verwijzingen voor wat ze zijn. Ik heb er niets te zoeken.
Wat ze ook wil, nu moet ze het nog even met Windows ’95 doen, maar die is na de geheugen-upgrade nog steeds een slak.
Ik sleutel wel vaker aan een PC. Ik ken MS-DOS uit het hoofd. Vanbinnen, vanbuiten. Windows 3 heeft geen geheimen voor me. In de buurt hebben ze goeie commentaren over mijn PC-werk gehoord, en afgelopen weekend was Rita komen aanbellen. Ze twijfelde zichtbaar, maar het gesprek ging vlot en ze vertrouwde mij haar PC met een tevreden glimlach toe.
Ik snuffel in de configuratiebestanden, tweak instellingen en goochel met DOS-commando’s. Het gaat vooruit.
Bij de zoveelste heropstart kijk ik verveeld rond. Mijn blik houdt stil bij de 2 briefjes van Bas. Ik had ze opgeplooid en tussen twee notitieblokjes verstopt. Eén hoekje steekt uit, alsof een notablaadje dubbelgeplooid zit.
Aan het eind van de vakantie zou ik het geld moeten afgeven aan ma, want het was voor mijn studies. Het was niet mijn keuze, maar ik begrijp het wel.
Ik heb nog niet gezegd dat we dagelijks afrekenden of hoeveel het uurloon is. Daar heb ik nog tijd voor. Ik wil stiekem wat voor mezelf houden. Ik heb al lang geleerd dat ma niet alles moet weten. En ze weet weinig. Maar net genoeg om geen vragen te stellen. Ze is een pion, en ik bepaal de moves.
Ze is altijd druk met werk en met de advocaat om pa te pluimen. Dat is al zo sinds m’n 6e. En dat gaat maar door. Ze heeft geen tijd om te beseffen dat ik wat uitspook. Ik laat haar doen.
Ik staar nog steeds naar de 2 briefjes. Mijn gedachten blijven dwalen. Ik zie Bas weer staan, breed lachend. Ik zie weer zijn blauwe ogen. Ze glinsteren. Dat is het. Het kille en het doffe is weg.
Zonder dat ik het bewust doe, glijdt mijn linkerhand over de rand van mijn trainingsbroek. Ik voel mijn hardgeworden paal doorheen de stof drukken. Mmm. Leuk gevoel.
De opstart-tune haalt me uit gedachten. Weg hand. Weg harde paal. Weg ogen.
De PC is zo goed als af. Nog een laatste keer wat dingetjes kijken, en afsluiten. De PC gaat retesnel. Ik was tevreden.
Ma is intussen thuiskgekomen en doet druk in de keuken. Het eten voor morgenmiddag klaarmaken. Dat doet ze vaker ‘s avonds: Koken voor de middag erop. Een deel gaat in pakjes in de diepvries, voor de dagen waarop ze geen tijd heeft om vers te koken.
Ik steek nog even mijn hoofd om de hoek en roep dat ik de PC van Rita terugbreng. Ik zie haar nog snel een kleine bruine fles wegzetten, snelle handeling, ontwijkende blik. Mag ik nu niet zien wat ze doet? Ik schenk er verder geen aandacht aan.
Ze roept me nog na dat ik het niet te laat mag maken.
Ja dag. Het is maar de PC terugbrengen…
Rita is zichtbaar tevreden en toch nerveus als ze me in de deuropening ziet staan. Ik zie haar zo denken: Is het wel gelukt?
Ik plaats de PC-kast terug, sluit het scherm en toetsenbord en de muis aan en start de PC.
Het gaat goed. De opstart-tune klinkt en de icoontjes verschijnen.
Rita biedt me een cola aan. Die smaakt. Ze kijkt wat rond, opent haar documenten-map, controleert haar programma’s. Alles werkt, alles is er nog, en bovendien: het gaat merkbaar sneller vooruit.
Ik leg uit dat de geheugen-manager niet goed was geconfigureerd, waardoor Windows het nieuwe geheugen niet zag en daarop vastliep.
Ze kijkt vreemd, maar knikt toch begripvol.
Gek, programmeur bij het leger, en toch niet weten hoe ze het geheugen van de PC moet configureren.
Nou ja, het zij zo. Verder geen vragen. Ze is tevreden.
We hebben niet echt een prijs afgesproken, ik had gezegd “kijk maar wat je wil geven wanneer ik met de PC terugkom. Is het niet opgelost, hoef je me niets.”.
Ze geeft me een mapje met 3 diskettes. Ze drukt het mapje in mijn handen en fluistert buiten het gehoor van haar man dat ik thuis maar moet kijken, niemand iets zeggen.
Ik kijk verwonderd, ik stop het mapje in m’n broekzak.
Ik drink het glas cola leeg, bedank Rita en wuif naar haar man die nog steeds in de woonkamer in zijn schommelstoel zit. Ik steek de straat over. De avond voelt klam maar warm aan. De regen lijkt in sneltempo te verdampen.
Zou het weer beteren? Dat mag wel, na al die triestige regen de afgelopen dagen.
Aan de voordeur blijf ik even staan. Het licht brandt nog in de woonkamer. Mijn broer zou al lang moeten slapen.
Ik laat de deur ongemoeid, ik stop mijn sleutel terug in mijn broekzak en sluip naar de tuin.
Bij de overdekte zandbak van mijn broer buk ik me voorover en kijk door één van de geïmproviseerde raampjes. Ik zie eerst niet goed, het is nogal donker. Logisch, ‘s nachts…
Ik meen in het zand een soort kasteel te zien. Een hoog deel, zacht zakkend naar de zijkanten. Aan de voet liggen knikkers. Oooo, dat is het. Een knikkerbaan in het zand. Waar haalt hij het, dacht ik.
Ik sta terug recht en ben de knikkerglijbaan al weer vergeten. Stil sluip ik naar de achterkant van de tuin. Achter het tuinhuis blijf ik staan. Mijn vaste plekje. Niemand weet er van. Niemand kan me zien.
Ik luister gespannen. Niets te horen. Brede wijde velden strekken zich voor me uit. De dampende opdrogende regen voelt nog steeds warm aan.
Ik ontspan wat. Ik trek mijn shirt uit. Ik leg mijn shirt op de grond en gooi het mapje met de diskettes en mijn sleutel er op.
In bloot bovenlijf blijf ik staan. Ik leun licht achterover tegen de wand van het tuinhuis. Het hout schuurt wat, maar dat doet me niets meer. Ik ben dat al gewoon.
Ik sluit mijn ogen. De stilte zweeft door de nacht. Ik droom weg. Ik zie terug Bas. Vrolijk lachend, wuivend. Zijn ogen flitsen voor me. Heldere blauwe ogen, glinsterend. Een rilling rolt over mijn lijf. Over mijn rug, langs mijn benen, tot in mijn kleinste teen. De rilling blijft duren.
Ik voel mijn hardgeworden paal in mijn training. Het kan me niet schelen, laat hem maar flink porren. Ik leg er mijn linkerhand op. Ik had hem vast, met de stof van mijn trainingsbroek er nog tussen. Lekker gevoel. Een zuchtje wind streelt even langs mijn bloot bovenlijf. De nachtelijke wind. Lauw van de verdampende regen. Heerlijk.
Mijn paal blijft keihard. Ik beweeg even mijn hand op en neer. Mwww. Heerlijk. Stiekem en stil kreun ik heel even. Een gesmoorde “mmmmmmm”. Ik blijf mijn paal vasthouden.
Ogen dicht. Dit voelt zó heerlijk…
Vlakbij kraakt een tak.
(c) Krabbat