Vrijdagmiddag. September. Het moet regenachtig of bewolkt zijn, of fris. De herfst zou zich moeten aankondigen.
Maar de herfst is er niet. Het is zomer. Nazomer. Al meer dan een week, bijna twee weken, is het flink warm. De zon staat hoog, geen enkele wolk krijgt ook maar één kans.
Vlakbij is een speelplein. Het gras is gelig bruin gekleurd. De nazomer brandt het gras kapot. Langs weerskanten staan twee witgeschilderde ijzeren palen. De palen staan los, zomaar. Ze moeten een doel voorstellen, het plein een klein voetbalveld. Maar het zijn geen echte doelen, en op het plein wordt niet gevoetbald.
Enkel jongeren uit de wijk hangen wat rond, rond de enige bank die er staat. Zo’n oude houten bank, vier balken op 2 betonnen steunen. Nooit gebruikt en toch afgeleefd.
Vandaag zijn de jongeren er ook. Het is al na 5 uur, de jongens die naar de ‘grote school’ gaan, zijn net toegekomen. Eén van hen rijdt met een nieuwe scooter, hij is de enigste met een scooter. Hij is wellicht net 16 geworden. Dat kan wel, de hangende jongens zijn nog jong. Kinderen eigenlijk.
Ik zit op een blok hout op de oprit. Vanaf de oprit heb ik vrij zicht op het bankje van het speelplein.
De oprit van ons huis ligt ‘s middags in de schaduw. Maar vandaag is het zelfs in de schaduw ondragelijk warm. Drukkend warm. Zwaar warm.
M’n ouders zijn niet thuis. Pa is op reis voor z’n werk, zoals zo vaak. En ma is gaan werken. Ze doet administratie bij een papierwarenbedrijf.
Mijn lesrooster is een verandering ten opzichte van de middelbare school. Het lijkt onwerkelijk, maar het is gewoon zo. Geen vrije woensdagnamiddag zoals vroeger, maar wel een hele vrijdag vrij! Heerlijk! Drie dagen weekend!
Met dit zware veel te warme weer is een weekend van drie dagen geen plezier.
Ik heb een boek vast, maar de hangende jongens maken te veel lawaai en ik kan me niet concentreren.
De kerel op z’n scooter start z’n glimmende tuig, geeft verkwistend gas en rijdt 2 rondjes over het vergeelde gras. Wil zeker indruk maken, denk ik… Ongeïnteresseerd kijk ik mee. Omdat er niets anders is waar ik me kan mee bezighouden, kan ik niet anders dan doen alsof het showtje me interesseert. Ik kan hem niet zien, z’n helm is bijna helemaal ondoorzichtig zwart.
Ik voel zijn blik branden.
De warmte zindert.
Onwerkelijk.
Hard en zwaar drukkend.
Een claxon haalt me uit gedachten. Ma haar auto, klaar om de oprit op te draaien. Ze beweegt haar handen wild achter het stuur, alsof ze met haar handen wil roepen dat ik moet plaats maken.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om binnen wat drinken te halen. Ma praat over de drukte op haar werk en doet zelf net zo druk.
Het gaat langs me heen. Wat kan het mij schelen dat de chauffeurs klagen over papierwerk en registratie-formaliteiten. Het zal wel z’n nut hebben, denk ik dan. Ik drink m’n glas leeg en neem een fles uit de koelkast. Ik wou zo gauw mogelijk terug naar buiten, weg uit de drukte.
Ik hoor een motor starten. Ik neem de fles spa rood en m’n glas mee buiten, en ga terug op m’n plekje tegen de garagepoort zitten.
De jongeren zijn weg. Alleen de onregelmatige lijnen in het geelbruine gras verraden de dans met de scooter.
Maar het motorgeluid houdt aan. Luisterend zoek ik naar het ronkende geluid. Achter de beukhaag van de buren beweegt een langzame figuur, licht voorovergebogen.
Natuurlijk, Joachim rijdt het gras af. Dat zag ik hem wel eerder eens doen.
Ik slenter langs het voetpad, naar de hoek waar de elektriciteitscabine staat. Het is zo’n lage grijze plastieken doos, net zo hoog als de lage buxus-figuren. Joachim ziet me en zwaait uitbundig. Z’n machine valt stil.
Hij start de machine opnieuw en beweegt traag verder. Lijn voor lijn rijdt hij over het gras. Mooie rechte lijnen, heen en weer, zoals het wordt voorgeschreven.
Vanop de elektriciteitskast, een geïmproviseerde zitbank zonder leuning, kijk ik hoe hij het snoer bij elke bocht een ruk geeft, zodat het uit het pad van de grasmaaier blijft. De ene keer kijkt hij me aan – glimlacht hij nu?
De andere keer zie ik enkel zijn rug. Hij is een mooie jongen, denk ik. Ik zat al een paar keer op deze zitbank. De eerste keer keek hij raar. Daarna niet meer.
Vandaag heeft hij een onderlijfje aan, een wit. En een beige korte broek. Zo’n typische studenten-korte-broek: brede pijpen, extra zakken op de benen, strak rond z’n kontje. Want ja, dat heeft hij wel: een erg mooi gevormde kont. Ik fantaseer er wel eens over, ‘s avonds, bij het slapengaan.
Na drie keer heen-en-weer stopt het motorgeluid abrupt. Joachim haalt de opvangbak van de machine, en legt de bak in het pasgemaaide gras. Hij wandelt naar de verste hoek van de tuin en rijdt de kruiwagen dichterbij, om de opvangbak te kunnen leeggieten. Een deel gaat er naast. Een boze schop tegen de hoop gras op het gras, de opvangbak zwiert hij weg. Foeterend gaat hij op z’n knieën zitten, wrijft het losse gras samen en doet het in de kruiwagen.
Ik zie hem terug rechtstaan, de opvangbak aan de grasmaaier hangen, starten, en terug verderrijden. De kruiwagen blijft staan.
Ik recht m’n rug en spring vanaf de geïmproviseerde zitbank.
Ik loop zwaaiend op hem af, hij wuift terug. Deze keer houdt hij met z’n andere hand de veiligheid vast en blijft de machine draaien.
Pas wanneer ik bij hem sta, stopt hij de grasmaaier. Ik wijs naar de kruiwagen. “Zal ik die kruiwagen leegmaken, daarna help ik verder met je opvangbak en kan je aan één stuk door verder maaien.”.
Hij knikt stilzwijgend van ja. Zijn ogen kijken vreemd. Glinsterend. Doordringend. Een diepe warme blik. Recht in mijn ogen. Zonder knipperen.
Een koude rilling loopt over m’n rug. Ik glimlach licht en onhandig, en hij glimlacht mee. Hij legt één hand op m’n elleboog en fluistert “graag, dank je wel”.
Zijn hese stem zindert na… Het voelt als een fractie van een seconde, en tegelijk tijdloos…
Ik draai me om en grijp de kruiwagen vast. Ik kijk nog even om, ik zie ‘m dromerig staan kijken. Ik schreeuw lachend “hee wakker worden!”. Hij schrikt en kijkt tegelijk en automatisch breed lachend. Ik rij verder met de kruiwagen, ik kijk nog eens om. Wat een grappig mannetje, denk ik bij mezelf.
Ik mik de inhoud van de kruiwagen op de composthoop. Niet veel later sta ik met de kruiwagen terug bij het gras. De opvangbak is in geen tijd weer vol. Wat ging dat ineens snel, maar tijd om daarover te denken, heb ik niet. Hij bukt voorover en doet onhandig met het handvat. Ik roep dat hij wat rustiger moet doen, tegelijk buk ik mee voorover en grijp naar hetzelfde handvat. Ik leg mijn hand op de zijne, en mijn vrije arm over z’n rug. Ik denk er niet bij na, het gaat automatisch. Met een vlotte beweging haak ik de opvangbak los. We staan recht, maar met onze arm rond onze middel. Ik voel zijn blik branden, ik voel mijn hart wil te keer gaan. Ik voel dat al mijn bloed verzamelt tussen mijn flink kloppend hart en de top van mijn hardgeworden paal. Z’n donkere ogen branden. Ik zou me moeten betrapt voelen, maar ik voel niets. Ik voel een werveling. Heel even ben ik het besef van tijd kwijt. Heel even is het oorverdovend stil.
Een deur slaat hard dicht.
Ik laat het handvat van de opvangbak los, en zet een stap achteruit. De buurjongen laat ook los, en giet in een vloeiende beweging de opvangbak leeg in de kruiwagen. Ik neem de bak over en wil hem terug aan de grasmaaier hangen. Ik voel een hand op m’n rug, de rand van m’n shirt omhoog schuivend.
Ik schrik licht, maar m’n hardgeworden pik blijft hard. Goed dat ik een strak iets had aangetrokken, dacht ik.
Zou hij het merken? Was het zijn bedoeling? Of was het toevallig? De klik van de opvangbak die op z’n plaats klikt, doet me opschrikken. Automatisch zet ik een stap achteruit. Joachim start de motor en rijdt de grasmaaier verder.
Ik kijk hem na. Ik kijk naar de buurjongen. Hij kijkt over z’n schouder en glimlacht.
Ik rij terug heen en weer met de kruiwagen. Z’n ma wuift, en verdwijnt daarna door de verandadeur.
Joachim blijft breed glimlachend en maait verder het gazon zonder stoppen en zonder enige hapering.
Terwijl ik de laatste keer tot aan de composthoop rij, maakt hij de grasmaaier schoon. Hij wijst de plek waar ik de kruiwagen kan laten – ik zet ‘m omhoog, steunend op z’n wielneus. Joachim duwt de grasmaaier in het tuinhuis. Hij lijkt het wat lastig te hebben. Hij roept me, of ik wil helpen duwen.
Zonder wat te zeggen of vragen zet ik mijn handen op de stang van de grasmaaier, naast die van Joachim. Ik voel z’n adem in mijn nek. Ik voel m’n hart kloppen tot in mijn oren. Ik voel z’n lijf langs het mijne schuren bij elke stap die we zetten… Ik voel hem…
Wanneer de machine binnen staat, zit Joachim op zijn knieën. Hij duwt met zijn ene hand de rem naar beneden, en blokkeert zo de voorste wielen.
Hij steekt z’n andere hand uit, automatisch grijp ik z’n hand en trek ik aan z’n arm, tot hij weer rechtstaat. In één keer staat hij recht voor me, op nog geen centimeter van me vandaan. Mijn hart klopt zwaar, mijn ademhaling stokt.
Zijn ogen priemen als stalen draden dwars door me heen. Met zijn ene hand heeft hij weer m’n elleboog vast. Hij knijpt. Geen droom, voel ik. Zijn andere hand heb ik nog vast. Het zweet breekt me uit.
Of was het zweten vanwege de verzengende hitte buiten?
De stem van z’n ma. Luid en fel. Willen we een cola?
Joachim ontspant. “Kom mee” fluistert hij, en hij trekt me mee buiten. We sluiten het tuinhuis af en gaan naar binnen.
Meteen valt de koelte op ons. Alle zweet is in 1-2-3 weg. Gulzig drinken we het glas cola leeg, Joachim bedient ons een tweede keer.
Hij vraagt z’n ma of hij kan douchen.
“Ja, natuurlijk. Hé, Dieter, moet jij je ook niet verfrissen? Ga anders maar eerst, Joachim wijst je wel de weg.”.
Ik wou wat antwoorden maar heb geen kans, hij heeft me al bij m’n arm vast en trekt me mee. Hij schuift de keukendeur dicht en duwt zijn wijsvinger tegen mijn mond. Ik voel z’n armen rond me, hij trekt me tegen zich aan, ik voel zijn lippen tegen de mijne.
Ik schrik. Ik trek grote ogen en wil me afduwen, maar hij houdt me vast. Ik doe “mmmmm”, en voel me weer los.
Ik kijk hem aan, zwijgend, stilte. Ik hoor alleen het kloppen van mijn hart.
Joachim kijkt naar mij. Hij glimlacht, met z’n hoofd schuin, ik voel zijn vinger langs m’n wang wrijven en zijn onderlijf tegen me duwen.
Hij komt dichter en duwt zijn lippen opnieuw op mijn mond. Ik sluit mijn ogen, ik leg m’n hand in zijn nek, ik laat zijn kus toe. Ik voel zijn tong, ik geef hem mijn tong. We trekken elkaar stevig aan. Mijn hand in zijn nek, zijn hand in mijn nek. Pas nu voel ik zijn erectie door zijn short duwen. Ongeduldig. Vol goesting. Ingetogen wilde ontembare goesting.
Z’n tong woelt langs de mijne, onze tanden tikken heel even tegen elkaar. Z’n handen knijpen in m’n middel, en wrijven over m’n rug, naar beneden. Ze zoeken onder de rand van m’n short. Ik voel zijn vingers strelen en wrijven, mijn broek schuift bij elke beweging een stukje verder naar beneden. Ik voel één hand naar het midden van m’n kontje zoeken, De harde erectie blijft tegen mijn stijve paal duwen.
Plots laat hij de kus los. Zijn handen trekt hij terug. Hij neemt me bij één hand vast, wijst naar boven, en fluistert “kom, opfrissen”.
Hij gaat me voor, de trap op. In de ruime badkamer gaat Joachim recht naar één van de kasten. Hij haalt er een handdoek uit en werpt ‘m naar mij toe. Ik wil de handdoek ophangen…
Terwijl ik rondkijk, een vrij haakje zoekend, kleedt mijn buurjongen zich uit. Traag. Ik wil doen alsof ik hem niet zie, maar ik kan geen houding vinden, en blijf met de handdoek in m’n handen staan. Ik voel me onhandig. Hij kleedt zich helemaal uit, komt dicht bij me staan en neemt de handdoek van me over. Weer wrijft hij met één vinger langs m’n wang. Hij vraagt fluisterend of ik nog nooit een erectie had gezien.
“Jawel” stamel ik met moeite.
Zonder iets te vragen trekt hij aan de koord van m’n short, m’n short valt vanzelf naar beneden. Mijn strakke slip verraadt een flinke dosis goesting, maar hij laat die ongemoeid.
Ik trek mijn shirt uit, en stamp mijn schoenen en kousen en ook mijn short uit. Ik twijfel bij m’n slip. Joachim duwt zijn duimen onder de rand van m’n slip. Fluisterend vraagt hij of hij m’n rug mag inzepen. Dat dat makkelijker gaat zonder slipje.
“Ja” fluister ik. “Doe maar” zucht ik zwaar.
Traag voel ik mijn slip naar beneden schuiven. Ik draai me om, we staan zo goed als tegen mekaar. Mijn harde goesting streelt langs de zijne. Weer een tongkus, weer een diepe intense heerlijke warme hitsige tongzoen.
Joachim springt als eerste in de douche. Hij geeft me de zeep aan. Onder het nog koud-aanvoelende water kraait hij: “zeep maar eerst mijn rug in”. Hij duwt zijn kont achteruit, en kromt zijn rug. Ik kan niets anders doen dan mijn erectie tegen zijn kont duwen. Voor ik het weet, hangt mijn goedje op mijn buurjongen z’n kont. Zwijgend zeep ik zijn rug in.