De tijd in het station zit er op.
Ik wilde nog wat rond wandelen. Bij het zebrapad wacht ik, kijk naar de overkant. Ze is vrolijk, speciaal, maar ik kan niet zeggen waarom of wat precies. Een ongevoelig iemand zou ‘r bestempelen als “raar”.
Het voetgangerslicht springt op rood
De mensenstroom valt stil
Auto’s kruisen haastig het zebrapad
Fietsers trappen rakelings voorbij
De overkant is maar drie meter ver
En toch onbereikbaar
Het licht staat op rood
Mensen worden ongeduldig
Een oud vrouwtje komt er bij
Ze staat ineens recht tegenover mij
Stevig ingepakt in een lange jas
Haar hoofd weggestopt in een muts
Het vrouwtje trappelt zenuwachtig
Heeft ze ‘t koud, of louter ongeduldig?
Ze trappelt links en rechts en rechts en links
Ik glimlach, zomaar
De auto’s in de verte zwijgen
De rammelende fietsen blijven weg
Het lijkt te gaan gebeuren
Maar toch doet het licht niets
Het vrouwtje fluistert luidop:
Komaan groen mannetje
Ze klinkt ongeduldig
Maar ze blijft beleefd wachten
Haar stem roept nog eens het groene mannetje
Ik glimlach breder, ik kan het niet helpen
En dan… Springt het licht op groen
Alle spanning weg, iedereen haast zich
Het voetpad is heel snel leeg
Het zebrapad haastig misbruikt
Het vrouwtje heeft overgestoken
En ik sta aan de overkant
Ik kijk om en het vrouwtje kijkt om
Denkt zij wat ik denk?
We kennen mekaar niet
Maar we hebben een verhaal
Het verhaal van het groene mannetje
terug naar ‘Twee jongens en een perron (‘kerstdag’)’ -|- terug naar de inhoudstabel